Informatie over voeding en voedingsstoffen die kunnen bijdragen aan een goede gezondheid. Met de mogelijkheid een supplementenadvies aan te vragen.
Wanneer een orgaan zoals de bijnier, schildklier of alvleesklier langere tijd is vergroot heeft het lichaam een aanzienlijk probleem. Deze organen produceren belangrijke hormonen voor het lichaam. Een vergroting kan duiden op een overproductie van desbetreffende hormonen. Ook ons vetweefsel is een hormoonproducerend orgaan. Overmatig vetweefsel door overgewicht en obesitas kan dan ook worden beschouwd als een vergroot hormoonproducerende klier met dezelfde nadelige gevolgen.
Onze energiebalans behoort te bestaan uit twee fasen. De fase waarin de energie wordt ‘vastgelegd’ noemen we de positieve energiebalans. In de fase waarin de opgeslagen energie wordt vrijgemaakt spreken we van een negatieve energiebalans. De term positief en negatief zijn hier relatieve begrippen. De opslag is niet per definitie positief, nog is het vrijmaken negatief. Voor een goede energiebalans dienen de positieve en negatieve fases elkaar af te wisselen. Een periode van opslag in de zomer dient bijvoorbeeld gevolgd te worden door een periode van verbruik in de winter. Onze westerse voedselproductie, eet- en leefwijze brengt met zich mee dat we in een permanente positieve energiebalans verkeren. De negatieve energiebalans ontbreekt en we zodoende als geheel een ongezonde energiebalans hebben.
Door de gehele evolutionaire historie van de mens loopt een lijn van voorspelbare en onvoorspelbare fases van een positieve energiebalans (vastleggen) en negatieve energiebalans (mobilisering). Het circadiaans ritme vertegenwoordigt dan ook een gelijksoortig ritme van de energiebalans. We zijn het soort zoogdieren dat ‘s avonds en ’s nachts slaapt, althans dat deden we vroeger. Tijdens de slaap is ons lichaam in een negatieve energiebalans. Tijdens de actieve dag fase, als we voedsel tot ons nemen, wordt de energieopslag weer herstelt. Omdat wij onder de ‘grote dieren’ vallen kunnen de cycli van de positieve en negatieve energiebalans extremer zijn dan bij kleine dieren. Wij kunnen langer met een negatieve energiebalans toe maar ook meer energie verbruiken en opslaan gedurende de positieve fase van de energiebalans.
De basiscomponenten van het energieverbruik zijn:
• Het basale metabolisme
• Thermoregulatie
• Activiteiten
• Thermische regulatie van het voedsel
• Reproductie
• Groei
• Verandering van lichaamssamenstelling
Lever en vetweefsel zijn de twee meest belangrijke energie opslagorganen. De lever is vooral betrokken bij het glucose metabolisme (glycogeen) terwijl vetweefsel het opslagorgaan is voor vet.
Dieren in de vrije natuur hebben constant fluctuaties in lichaamsgewicht en dan vooral van het lichaamsvet. Het is niet duidelijk in welke mate onze verre voorouders deze lichaamsgewicht fluctuaties ook hebben ervaren door variaties in de beschikbaarheid van voedsel. Aangenomen wordt dat er sterke fluctuaties in gewicht waren als we bijvoorbeeld de zomer- met de winterperiode vergelijken.
Vet heeft grote voordelen als energieopslagmedium. Vergeleken met koolhydraten of eiwitten bevat het ongeveer twee maal de hoeveelheid metaboliseerbare energie per gram droog gewicht. Vet wordt opgeslagen met zeer weinig water, dit in contrast met glycogeen dat per gram vet 3 tot 5 gram water geeft. Zo zien we dat vogels tot 50% van hun gewicht aan vet hebben; een zeer gewicht-efficiente manier van energieopslag voor een vliegend dier. Als vogels dezelfde hoeveelheid energie als glycogeen zouden opslaan zouden ze nooit van de grond komen.
Energie opslag is nooit statisch. Zo werkt onze fysiologie en metabolisme nou eenmaal niet.
Het einde van ons leven als jager-verzamelaar kwam snel in zicht toen we zo’n 10.000 jaar geleden zelf de eerste zaadjes de grond in stopten dat uiteindelijk ons voedsel werd; het begin van wat we nu landbouw noemen. De mens zou nooit meer hetzelfde zijn. De dagelijkse onzekerheid over de beschikbaarheid van voedsel die de mens dagelijks ondervond liet hij achter zich. In Europa was dit waarschijnlijk zo’n 5500 jaar geleden.
Eén van de sleutels in het evolutionaire succes van de mens en andere primaten is de flexibiliteit en het vermogen om zich aan een grote variëteit van omgevingsfactoren aan te passen. Als de omgeving veranderde (b.v. andere voeding) dan konden de mensen die deze verandering overleefden hun genen doorgeven aan de volgende generatie.
Tegenwoordig kunnen wij overleven en reproduceren onder een variëteit aan condities die ver afstaan van de vroegere jager-verzamelaars. Voorbeelden zijn:
Vergeleken met andere primaten is voor ons mensen het belang van vet sterk toegenomen, zowel in onze voeding als in ons lichaam. De belangrijkste reden hiervoor zijn onze grotere hersenen.
Menselijke baby’s zijn de vetste onder de zoogdieren; veel vetter dan onze andere niet-menselijke primaten en de meeste andere dieren. Deze verhoogde neonatale dikte is waarschijnlijk belangrijk geweest om de sterke postnatale hersengroei te volbrengen die nodig is voor onze grotere herseninhoud. Grotere hersenen zijn een succesvolle adaptatie van de mens, hoewel we hiervoor wel een substantiële en een metabolische prijs betalen. Een regelmatige, calorierijke voeding is door deze grote hersenen belangrijk geworden. In tegenstelling tot nu hadden onze verre voorouders echter slechts in bepaalde tijden van het jaar een positieve energie balans.
Onze grotere hersenen hebben ons tot de meest succesvolle soort van deze tijd gemaakt. Het heeft er helaas ook voor gezorgd dat we in een milieu van overgewicht beland zijn.
De adaptatie van grotere hersenen bij de mens lijkt dan ook samen te gaan met een fysiologie en gedrag dat ons gevoelig maakt voor overgewicht.
Relatief snelle aanpassing heeft zijn prijs
We hebben weten te overleven in een milieu dat radicaal anders is dan dat van onze voorouders. Als we naar de totale evolutie kijken is dit slechts zo’n 500 generaties geleden.
De menselijke omgeving is in de laatste 10.000 jaar en zelfs de laatste 200 jaar meer veranderd dan in de totale evolutionaire historie. We betalen hiervoor echter wel een prijs.
De gezondheid van de moderne westerse mens is beduidend slechter dan die van onze verre voorouders. Waren de mensen vroeger sterk en dom, nu zijn we slim maar zwak. Een onderzoek in Nederland in 2009 laat zien dat 50% van de bevolking chronisch ziek is. Een zeer groot gedeelte van de westerse bevolking gebruikt farmaceutische middelen om zich in deze wereld staande te houden.
Als je jong bent gebruik je drugs om te relaxen, als je ouder wordt gebruik je drugs (medicijnen) om te overleven.
Bovenstaande is slechts een beknopte weergave van een uitgebreidere publicatie van Circadian. Deze is als PDF te lezen.